Topsport draait om resultaat. De belangen zijn vaak groot. Persoonlijk belang, bijvoorbeeld een sporter die vijftien jaar lang heeft toegewerkt naar dat ene moment bij de Olympische Spelen. Teambelang, zoals ‘we willen niet degraderen’ of we kunnen ‘kampioen’ worden. Door het boek ‘GAS en REM in de sport’ krijgen sporters en hun omgeving (coach, ouders, scheidsrechter) inzicht in wat zij zelf kunnen doen op het moment dat het spannend wordt of als de frustratie toeslaat. Dit vraagt net als de fysieke voorbereiding een tijdsinvestering, waar je aan het begin van het seizoen mee moet beginnen.
Het boek GAS en REM in de sport gaat over de invloed van emoties en gedachten op prestatiegedrag. Wat kunnen sporters doen om het beste uit zichzelf te halen? Hoe stuur je als coach bij? Topsporters, talenten, (bonds)coaches, ouders en scheidsrechters vanuit verschillende sporten vertellen wat zij denken en voelen bij wedstrijden. Aan hun ervaringen koppelt Daniëlle inzichten uit de sportpsychologie.
Als coach wil je jouw sporters een goed gevoel meegeven voor de wedstrijd. Hoe je dat doet is best lastig, want sporters verschillen. Gedachten van de sporter als: ‘Het moet goed gaan’ of ‘als ik maar geen fout maak’, kunnen een onzeker en nerveus gevoel opleveren. “Coachen is maatwerk”, zegt bondscoach en topkarateka Geoffrey Berens hierover. Een rustige sporter vraagt een andere oppepper, dan een hele drukke. De ene sporter heeft eerder de voorkeur om te reageren vanuit emotie, gevoel en actie (GAS) en de ander vanuit ratio, denken, controle (REM).
‘Het moet nu’ of ‘als dit maar goed gaat’ kan in het lichaam fysieke reacties te weeg brengen, zoals verhoogde spierspanning, een snellere hartslag of ademhaling. Dat is op zich geen probleem, want dit brengt de sporter in gereedheid om te presteren. Tenzij hij doorschiet in te veel GAS, waarbij er te veel opwinding ontstaat en hij overgevoelig wordt. De sporter laat dan eerder onbesuisde acties zien of gaat bijvoorbeeld te keer tegen de scheidsrechter. Bij te veel REM maakt de sporter zich zorgen en wordt stiller. Hij gedraagt zich eerder voorzichtig en handelt veilig. Het tempo is eruit. Je ziet dan dat de sporter meer fouten gaat maken. Dit komt doordat zowel bij te veel GAS, als bij te veel REM het ritme, de timing en de waarneming wordt verstoord, wat dus het prestatieniveau negatief kan beïnvloeden.
Door mentale praktische oefeningen train je het brein van de sporters en leer je hun gassen bij te veel rem en remmen bij te veel gas. Remmen doet de sporter onder andere door zijn rust te pakken en terug te gaan naar zijn sporttaak. Gassen door te kijken, te bewegen en aan te vallen. Je leert sporters hiermee hoe zij hun aandacht kunnen richten en hun lichaamsspanning onder controle kunnen krijgen.
Het is zinvol wanneer je als coach deze mentale vaardigheden verwerkt in de fysieke training, zodat de sporter dit kan oefenen op de sportplek. De sporter bepaalt zelf wat voor hem wel en wat niet werkt. Doel is dat de sporters lef tonen (GAS) en strategische slimheid inzetten (REM). De sporters zijn dan voorbereid en klaar om wat moois te laten zien!